• Home
  • Blog
  • “Sector GGZ moet humaniseren”

“Sector GGZ moet humaniseren”

Hoe komt het dat een laaggeschoold iemand meer psychotrope medicatie neemt? Het is één van de pertinente vragen waarover socioloog prof. Piet Bracke (UGent) zich buigt. Hij onderzoekt de organisatie van de GGZ en de iatrogene effecten ervan. Met andere woorden: hoe draagt de zorg zelf bij tot ziekmakende effecten? En wat kunnen artsen hieraan doen? Op 2 juni gaf prof. Bracke een lezing voor huisartsen en artsen in PZ Onzelievevrouw. Wij mochten hem interviewen.

Prof. Piet Bracke: “De GGZ moet radicaal vertrekken vanuit de levenservaring en de context van elk individu, zonder te pathologiseren.”

“Wat mij opvalt in de GGZ, is de tendens om de oorzaak van het gebrek aan formele hulp voor personen met een psychische kwetsbaarheid in de buitenwereld te zoeken. Het probleem wordt bij de samenleving gelegd. Waarom heeft de sector niet meer oog voor de eigen organisatie en hoe die mee aan de basis ligt van de kloof tussen behoefte en aanbod?

De biomedische benadering verwees de persoonlijke ervaring van de cliënt en de context naar het tweede plan. Als mensen enkel in een klinische context ontmoet worden, verhindert dat een diepgaand inzicht in hun levenservaringen en hun levenssituatie. Recente evoluties naar een vermaatschappelijking van de zorg is een ontwikkeling in de goede richting. Niet de ziekte of stoornis, maar de mens komt zo meer centraal te staan.

Samen met velen pleit ik voor een verdere humanisering van de zorgverlening. Zij die hulp verlenen en zij die hulp zoeken, verschillen niet van elkaar. We hebben allemaal onze mogelijkheden en beperkingen. Toch wordt nog vaak de tweedeling gemaakt tussen zij die problemen hebben en zijn die hulp bieden. Subtiele processen van stereotypering en zelfs stigmatisering komen veelvuldig voor en zorgen voor een barrière. Strikt biomedische denkbeelden kunnen daartoe bijdragen.”

Onderzoeken

“Neem de ambivalente houding tegenover benzodiazepines. Aan de ene kant worden ze voorgeschreven in tal van situaties, aan de andere kant geraken veel mensen eraan verslaafd en wordt die verslaving gezien als een bijkomend probleem. Dat is een voorbeeld van een door de GGZ zelf geïnduceerd probleem, waarvan de sector tegelijk stelt dat ze over de kennis beschikt om het te verhelpen. Deze ambivalente houding is het vertrekpunt voor het onderzoek van dr. Melissa Ceuterick uit mijn onderzoeksgroep naar de limieten van een bepaald soort van psychiatrische dienstverlening. Komt daarbij dat vele mensen met een benzoverslaving die vaak niet als zodanig zien. Sommige gebruikers herkennen pas hun meest authentieke zelf als ze de medicatie nemen. Deze houding toont de complexiteit van de beleving en betekenisgeving waarmee de GGZ moet omgaan.

Een ander voorbeeld: hoe het komt dat artsen meer psychotrope medicatie voorschrijven aan kortgeschoolde dan aan langgeschoolde mensen? Een kortgeschoold iemand wordt toch ook niet vaker gevaccineerd tegen Covid-19? Onderzoek door Lisa Colman, een doctoraatsstudente, laat duidelijk zien dat mensen met minder capaciteiten vaker met antidepressiva behandeld worden bij een depressie. Een kortgeschoolde arbeider wordt minder snel naar een psychotherapeut gestuurd dan een academicus.

Wij bestuderen hoe artsen daarmee omgaan. Neem een hoogopgeleide man met een drukke loopbaan die te veel werkt, zodat ook zijn relatie eronder lijdt. Het wordt hem allemaal te veel. Hij dreigt in een burn-out terecht te komen en consulteert zijn huisarts. Tijdens de consultatie ontspint zich een soort van negotiatie. ‘Wat jij hebt, is een depressie. Maak je geen zorgen, daar bestaat goede medicatie tegen.’ De situatie van de patiënt past binnen het perspectief van een arts op wat een depressie is, wat de oorzaken zijn en hoe deze kan behandeld worden. Maar een patiënt hoeft dit perspectief niet te delen. Het is interessant om te bestuderen hoe tijdens consultaties artsen en patiënten onderhandelen over de adequaatheid van perspectieven. Vraag is bijvoorbeeld wie weerstand biedt tegen deze ‘definitie van de situatie’ door de arts. Slagen langgeschoolden daarin beter dan kortgeschoolden, met als gevolg dat vooral kortgeschoolden een louter farmacologische behandeling krijgen?

We onderzoeken verder hoe andere culturele verschillen een impact hebben op het voorschrijf- en verwijsgedrag van huisartsen. Wordt iemand met een depressie met een migratieachtergrond op dezelfde manier bejegend als een autochtone Vlaming met een depressie? Ook hier zien we weer de invloed van ‘unintentional bias’. Is dit waarom we weinig mensen met een migratieachtergrond zien in de psychiatrische ziekenhuizen, maar wel in het OCMW en het CAW? Kan het dat ons westers hulpverleningsmodel niet strookt met ziektemodellen uit andere culturen? Dan is er dringend nood aan een meer ‘cultuursensitieve’ GGZ, die een diversiteit aan perspectieven op een geestelijk gezond leven erkent.”

Verantwoordelijkheid erkennen

“Ons onderzoek legt noden bloot. Tegelijk vragen we de GGZ-professionelen om hun eigen verantwoordelijkheid te erkennen. De sector moet humaniseren. Dat wil zeggen: radicaal vertrekken vanuit de levenservaring en de context van elk individu, zonder te pathologiseren. ‘Houd een dagboek bij.’ ‘Vertel eens wat je voelt als je opstaat.’ Alsof elk aspect van iemands gevoelsleven relevant gemaakt moet worden voor een proces van diagnosering en behandeling. Een tweede stap is meer oog te hebben voor een diversiteit aan culturen en subculturen. Een derde stap is om de GGZ nog dichter bij de mensen te brengen. De GGZ moet de instellingen verlaten en de boer opgaan. Zonder te stigmatiseren. Bijvoorbeeld via wijkgezondheidszorgcentra. Of met gemeenschapsgerichte initiatieven, doelgericht en financieel autonoom, los van de dominante actoren in de GGZ.”

Tekst: Filip Decruynaere
Foto: Tom Talloen

Bekijk hier het volledige nummer van Afrit 8