• Home
  • Blog
  • Afrit 8: Vrijwilligster Roos neemt patiënten op sleeptouw

Afrit 8: Vrijwilligster Roos neemt patiënten op sleeptouw

“Sorry, hier ken ik mijn weg niet echt meer”, verontschuldigt Roos Courtens (67) zich, terwijl we in het PZ Onzelievevrouw in Brugge op zoek gaan naar een rustige ruimte voor het interview.  Al van bij de start van haar loopbaan in de jaren zestig is Roos nochtans kind aan huis. Vandaag is ze nog altijd sterk verbonden met het ziekenhuis, maar op een andere manier. “Ik ben actief als vrijwilligster en ik sta opnieuw volop in de praktijk. Vergaderen en verslagen maken, hoef ik niet meer te doen. Vandaag ga ik – letterlijk en figuurlijk – op stap met patiënten. Ongelooflijk wat je als vrijwilliger kan bereiken.”

Geestelijke gezondheidszorg heeft Roos altijd al geboeid.  Toen ze in de jaren zestig verpleegkunde studeerde, stond haar keuze om psychiatrisch verpleegkundige te worden snel vast. “Verschillende takken van de verpleegkunde interesseerden me”, vertelt Roos. “Maar de wonderlijke manier waarop onze hersenen werken, boeide me extra sterk. Toen ik thuis vertelde dat ik me wou specialiseren in de psychiatrie, fronsten mijn ouders hun wenkbrauwen. In die tijd was dat geen evidente keuze. Uiteindelijk vond men twaalf studenten verpleegkunde – net voldoende – om een specialisatiejaar psychiatrie te organiseren in de oude Sint- Janschool in Brugge. Na mijn opleiding kon ik meteen in het PZ Onzelievevrouw aan de slag. Na twee jaar vroeg men mij om les te geven aan de Hogere Beroepsopleiding voor Verpleegkunde (HBOV), maar de band met het ziekenhuis is altijd gebleven. Sindsdien ben ik hier nooit echt meer weggegaan.”(lacht)

In de maatschappij

Vanop de eerste rij heeft Roos de geestelijke gezondheidszorg zien veranderen. Roos: “Eind jaren zestig rustte er nog een immens taboe op de psychiatrie. Mensen spraken van het ‘gekkenhuis’. Vandaag is geestelijke gezondheidszorg gelukkig al wat meer bespreekbaar geworden. Als vrijwilligster ga ik letterlijk met patiënten naar buiten. Dat zou nog veel meer moeten gebeuren. Onze patiënten horen bij de maatschappij en het is de bedoeling dat ze na hun opname in het ziekenhuis ook terugkeren naar de samenleving.  We hebben er alle belang bij om mensen met een psychische kwetsbaarheid niet weg te cijferen uit de maatschappij,
maar om ze er zoveel mogelijk deel van te laten blijven uitmaken.  De angst die mensen soms koesteren voor geestelijke
gezondheidszorg, is onterecht. Waar ligt de grens tussen ‘ziek’ en ‘normaal’ zijn? Hebben we niet allemaal ons
prettig gestoord of kwetsbaar kantje?”
 

Samen op stap

Als vrijwilligster gaat Roos letterlijk mee op pad met patiënten. “Ik ga samen met patiënten wandelen in de stad, fietsen, uit eten of iets drinken. Ik begeleid mee mensen die voorbereid worden om het ziekenhuis te verlaten. Soms ga ik samen met hen eens naar hun huis of appartement om wat op te ruimen of om wat spullen te kopen om aan een nieuw hoofdstuk in hun leven te beginnen.
Patiënten mogen altijd zelf kiezen wat we gaan doen. Onlangs ging ik op een zaterdagnamiddag op stap met twee patiënten. De ene wou graag pannenkoeken eten en de andere wou liever kunst gaan bekijken. We hebben een compromis gevonden: eerst zijn we samen pannenkoeken gaan eten en dan zijn we de Onze-Lieve-Vrouwekerk en de Bloedkapel op de Burg gaan bewonderen. Iedereen tevreden (lacht).

Op donderdagavond en zaterdagnamiddag kan je me ook geregeld in het Ontmoetingshuis in het Hof van Watervliet vinden. Patiënten kunnen elkaar daar ontmoeten en met elkaar praten. Sommige mensen hebben een extra duwtje in de rug nodig om hun drempelvrees te overwinnen.”

Nooit vergeten

Roos legt ook figuurlijk samen met de patiënten een traject af. Het is niet de bedoeling dat vrijwilligers meewerken in de behandeling van patiënten, maar door hen regelmatig te zien en naar hen te luisteren, voelen ze zich betrokken.  “Ik heb altijd al graag met mensen gewerkt en vanuit mijn professionele achtergrond ben ik misschien meer of op een andere manier geïnteresseerd in het verhaal van onze patiënten. Maar als vrijwilliger is het niet mijn taak om mensen therapie te geven. Ik hoef niets te weten over hun voorgeschiedenis. Wat patiënten mij vertellen, blijft tussen hen en mij. Tenzij er sprake is van een gevaarlijke situatie.  Dan vertel ik hen ook dat ik het ziekenhuis op de hoogte breng”, verduidelijkt Roos. “Ik luister vooral naar patiënten en doe samen met hen dingen die misschien banaal lijken, maar voor hen een grote stap kunnen zijn. Sommige patiënten zie ik jarenlang en dan blijven sommige gesprekken
en verhalen hangen. Veel van hen zal ik nooit vergeten.  Al moet je de mensen ook los kunnen laten. Uiteindelijk moeten ze weer op eigen benen in het leven kunnen staan.”
 

Verbaasd

In 2002 zette Roos een punt achter haar actieve loopbaan, maar als actieve en fi ere oma van dertien kleinkinderen heeft ze vaak de handen meer dan vol. Toch ging ze meteen na haar pensioen als vrijwilligster aan de slag in het PZ Onzelievevrouw. “Mensen ontmoeten is nu eenmaal mijn hele leven. Ik hou van mensen. Bovendien waren de kinderen het huis uit en wou ik me graag nuttig maken. Als leerkracht had ik de praktijk van het werken met mensen wat gemist.”  

“Van patiënten leer ik trouwens zoveel bij. Ik oordeel nooit.  Ik ben zelf nogal chaotisch van aard. Perfectie hoeft niet voor mij. Ik blijf verwonderd en dankbaar en ik voel me ook niet beter dan patiënten. We zijn als mensen allemaal evenwaardig.  Patiënten verdienen ons respect, onze tijd en aandacht.” 

“Ik geef soms een workshop schilderen en dan sta ik vaak te kijken van hun spontaniteit en durf om veel kleuren te gebruiken. Daar kan ik nog iets van leren. Ze leren me ook om geduld te hebben. Ik ben een fervente wandelaar en ken Brugge vrij goed. Maar als ik samen met een patiënt op stap ga, moet ik me aanpassen: wie het traagst loopt, geeft het tempo aan. Toen een Spaanse toerist ooit eens de weg vroeg toen we op wandel waren, stond ik met mijn mond vol tanden, terwijl de patiënt die bij me was, de toerist in het Spaans moeiteloos op weg hielp. Mensen blijven me verbazen. Ik blijf geloven in de goedheid en de kracht in elke mens.”