Afrit 8: "ik ben trots dat ik mijn ervaringen mag delen"
“In het begin voelde ik me vooral machteloos en beschaamd. Ik kan het moeilijk onder woorden brengen. Maar tijdens het intakegesprek op de afdeling rehabilitatie maakte ik een klik. ‘Wat wil je nog doen met je leven’, vroeg Greet mij. Die vraag opende mijn ogen. Natuurlijk wou ik nog iets van mijn leven maken! Ik wilde zo graag opnieuw iets betekenen… Iets omhanden hebben… Werken… Eerst ging ik aan de slag in het atelier, maar na twee weken mocht ik helpen in het Economaat, het magazijn van het ziekenhuis. Ik werd er vanaf de eerste dag goed opgevangen en omringd door het hele team. De ziekenhuismedewerkers behandelen me als mens, niet als patiënt. Zelfs de directeurs begroeten me enthousiast en geven me geregeld een schouderklopje.”
"Ik voel me goed als ik kan helpen. Daarom engageer ik me ook voor de Ont-Moeting. Twee keer per week organiseren we activiteiten in het Hof van Watervliet. Iedereen is welkom. We zijn met een zestal vrijwilligers en enkele mensen van Beschut Wonen Brugge. We organiseren een fietstocht, we gaan bowlen, bakken pannenkoeken of maken spaghetti, spelen gezelschapsspelletjes of genieten samen van een koffie. Iedereen mag voorstellen doen. Ik heb er al veel mensen leren kennen. We zijn er voor elkaar. We kunnen bij elkaar op verhaal komen met een eenvoudig ‘Hoe is het, maat?’ Meer is er vaak niet nodig. Als medewerker maak ik koffi e, ruim ik op en bereid ik mee de activiteiten voor. Ik ben hier trots op.”
Overwinning
“Ik heb meegewerkt aan MIS-verstand, heb deelgenomen aan de flashmob aan het station, heb panelen helpen opzetten voor een tentoonstelling in Oostende… Ik had nooit gedacht dat ik dit allemaal nog zou kunnen. Ik haal er zoveel kracht, energie en zelfvertrouwen uit. Ook toen Greet me polste of ik een groep leerlingen wou helpen rondleiden in het ziekenhuis, hapte ik meteen toe. Ik was zo fier dat ik mijn verhaal aan jonge mensen mocht vertellen. Ik voel me nuttig als ik kan vertellen over hoe ik in mijn verslaving verzeild ben voor ik er erg in had. Ik hoop dat de leerlingen er iets van oppikken en dat ze een beter beeld krijgen van hoe het er in een psychiatrisch ziekenhuis aan toe gaat, hoe hier met mensen gewerkt wordt en hoe patiënten zich voelen. Ik wil andere mensen ook heel graag op het hart drukken om niet te lang te wachten om hulp te zoeken als ze zich niet goed in hun vel voelen. Ik weet uit eigen ervaring hoe klein, hoe beschaamd en hoe machteloos iemand zich kan voelen. Als iemand zijn been breekt, vindt iedereen het normaal dat hij naar het ziekenhuis gaat. Maar op psychische ziekten rust nog altijd een loodzwaar taboe. Vandaag voel ik geen schaamte meer. Dat ik mijn verhaal kan vertellen, is een overwinning op mezelf. Ik ben er trots op dat ik mijn ervaringen mag delen.”
“Ik heb diep gezeten. Ik had een gezin, ik heb altijd werk gehad, ik ben een goede papa geweest, maar ik heb het op een bepaald ogenblik verknald. Er volgde een echtscheiding en ik voelde me vreselijk schuldig. Ik heb me toen helemaal laten gaan in zelfbeklag. Ik wou mezelf kapot drinken. Heel snel ging het van kwaad naar erger. Tot er een crisisopname nodig was. Hier ben ik stap voor stap uit het dal kunnen klimmen. Vooral werken geeft me een goed gevoel. Mezelf nuttig kunnen maken. Ik hoop om binnenkort in een beschutte werkplaats aan de slag te kunnen gaan. Als dat niet lukt, wil ik vrijwilligerswerk doen en klussen opknappen. Ik wil de draad van mijn leven weer opnemen en deelnemen aan de samenleving.”
Ik voel me gelukkig
“Vandaag ga ik naar de dagafdeling. Ik woon in een kamer van Beschut Wonen Brugge. Als patiënt krijg ik altijd een vinger in de pap. Iedereen speelt open kaart. Dat betekent niet dat ik altijd mijn zin krijg. Het liefst was ik nog wat langer in de veilige omgeving van de afdeling rehabilitatie gebleven. De medewerkers en de patiënten daar betekenen zoveel voor mij. Maar ik moet vooruit, ik mag me niet nestelen. Gelukkig woon ik vlak bij het ziekenhuis. Ik weet dat ik hier op elk uur van de dag of de nacht terechtkan voor een goede babbel als dat nodig is. Ik voel me goed omringd, zowel door de mensen van Beschut Wonen Brugge als door alle medewerkers van het ziekenhuis.”
“Het belangrijkste wat ik geleerd heb? Dat je in jezelf moet geloven en jezelf graag moet zien. Ik voel me vandaag weer belangrijk. Niet belangrijker dan een ander, maar even waardevol. Ik wil vooruit. Natuurlijk zijn er soms lastige dagen. Natuurlijk worstel ik soms nog met mijn verslaving. Maar als ik kan werken, voel ik me goed. Ja, ik voel me gelukkig. En ik weet dat mijn werk geapprecieerd wordt. De collega’s in het economaat tonen het me ook, ze bedanken me, ze praten met me. We maken grappen, we werken en we lachen. Dat maakt me gelukkig. Werk is erg belangrijk voor mij. Het geeft me het gevoel dat ik erbij hoor.”
Jij bent toch niet gek?
“Ik heb veel mensen leren kennen. Mijn ogen zijn opengegaan. Vroeger lachte ik depressies weg. Nu besef ik wat een depressie met iemand kan doen. Het ‘MIS-verstand’ vind ik in die context zo’n mooie en juiste verwoording. In elke mens schuilt zoveel moois. Iedereen heeft talenten die de moeite van het ontdekken waard zijn. Elke mens kan iets wat ik niet kan. Vroeger zag ik dat niet. Ik was daar blind voor. De contacten die ik vandaag met mensen heb, zijn eerlijker en oprechter. Niemand hoeft zich anders voor te doen dat hij is. Vroeger was ik ook soms zwak en kwetsbaar, maar ik durfde het niet tonen en ik lachte het weg, ook bij anderen. Ja, ik had sneller hulp moeten zoeken. Vandaag voel ik me veel sterker in het leven staan.”
“Toen ik onlangs voor een school sprak, liep er plots een meisje de zaal uit. Enkele dagen later kwam ik haar toevallig tegen in het park, toen ze haar hond uitliet. Ze sprak me aan. ‘Sorry dat ik wegliep. Maar mijn mama kampt met hetzelfde probleem’, zei het meisje. Ik kreeg een krop in mijn keel. Ik vond het zo moedig dat ze dat durfde zeggen. En zelf ben ik trots dat mijn getuigenis haar misschien wat hoop kan geven. Hoop dat beterschap mogelijk is, dat er licht aan het einde van elke tunnel is. Iemand die het zelf heeft meegemaakt, is geloofwaardiger en authentieker dan een arts of een verpleegkundige. Daarom wil ik blijven getuigen voor scholen. We moeten het taboe doorbreken. Ook voor de patiënten. Als patiënt haal je immers kracht uit de verhalen van lotgenoten die hetzelfde hebben meegemaakt. Ik weet nog dat een vriendin me zei: ‘Maar Ben toch, een opname, dat heb jij toch niet nodig! Jij bent toch niet gek?’ Neen, natuurlijk ben ik niet gek. Maar ik had wel hulp nodig. En ik prijs me heel gelukkig dat ik die gekregen heb.”